Europa leunt hard op de industrie om energiedoestellingen op lange termijn te halen

Europa leunt hard op de industrie om energiedoestellingen op lange termijn te halen

Meer dan één tandje bij voor minder CO2

Als de industrie tegenwoordig forse inspanningen levert om de klimaatimpact te verminderen, gebeurt dat onder meer om de energiekost te verlagen en een groener imago te krijgen. Uiteraard zijn dergelijke investeringen geen nattevingerwerk, maar mede het gevolg van de doelstellingen die Europa oplegt aan onze (maak)bedrijven. Samen met Charlotte van de Water (Agoria) vatten we de betreffende richtlijnen hieronder zo goed mogelijk samen.

De creatie van een regelgevend kader voor het behalen van de klimaatdoelstellingen, is het gevolg van een zorgvuldig opgebouwd stappenplan.

“De eerste stap was de exacte bepaling van de ambities. De belangrijkste prioriteit daarbij is wereldwijd de uitstoot van broeikasgassen aanzienlijk reduceren”, verduidelijkt Charlotte van de Water, Senior Expert Energy & Climate for Buildings bij Agoria. “Vervolgens zijn de activiteiten die als belangrijkste veroorzakers van broeikasgasemissies fungeren, onder de loep genomen. De ‘hoofdschuldigen’ zijn te veel gebruik van fossiele brandstoffen en energie en de te hoge directe uitstoot van broeikasgassen.”

Op basis daarvan zijn een drietal beleidsdoelstellingen geformuleerd. “Dat zijn respectievelijk de reductie van de emissie van broeikasgassen (-43% tegen 2030 in vergelijking met 2005), een betere energie-efficiëntie van processen en een hoger gebruik van hernieuwbare energie.”

CharlotteVanDeWater_EmyElleboog_01

“Het is de verantwoordelijkheid van elk bedrijf om goed te weten aan welke maatregelen zij moeten voldoen.”

Charlotte van de Water - Agoria

Opdeling sectoren

Een studie van de industriële uitstoot wees uit dat een kleine groep industriële bedrijven zowat voor de helft van de totale uitstoot (44%) verantwoordelijk is. De andere sectoren staan dus voor de overige ruim 55% in. “Die kennis leidde tot het opzetten van het ETS-beleid (Emission Trading System, of de ‘emissiehandel’), waarbij de energie-intensieve industrie aan andere maatregelen dan de niet-energie-intensieve bedrijven moet voldoen.”

De energie-intensieve bedrijven zijn verplicht om deel te nemen aan de emissiehandel. Het gaat onder meer om olieraffinaderijen, ijzerproducenten, de organische bulkchemie (zoals brandstoffabrikanten), staalbewerking, de luchtvaart en de energie-opwekkende sector. “In functie van de hoeveelheid toegestane emissie, is aan elk bedrijf een aantal ‘aandelen’ toegekend die moeten volstaan om hun emissie-uitstoot af te dekken. Die maximaal toegestane emissie moeten ze bereiken door innovatie of verbeteringen van het productieproces. Lukt dat niet, dan staat de controlerende lokale overheid (in dit geval het Vlaams, Waals en Brussels Hoofdstedelijk Gewest) in voor de strafbepaling. De controles gebeuren via regelmatige audits.”


Screenshot 2023-06-14 at 13.14.17

De doelstellingen voor de niet-energie-intensieve sectoren (non-ETS, met name de resterende industrie, transport, landbouw en afval) zijn voor de afzonderlijke lidstaten van de EU bepaald. Ze moeten worden gerealiseerd door een pakket aan concrete maatregelen dat door iedere lidstaat wordt samengesteld om de klimaatdoelstellingen te behalen.

“De Belgische doelstelling is een reductie van 35% van de broeikasgassen in vergelijking met 2005. Die maatregelen zijn vastgelegd in het Nationale Energie- en Klimaatplan (NEKP) en omvatten zowel ‘unie-maatregelen’ (Ecodesign, Energy Labelling), maatregelen die de lidstaten verplicht naar nationale wetgeving moeten omzetten (onder meer een renovatiestrategie op lange termijn) en adviserende maatregelen.”

De regelgeving bestaat niet alleen uit verplichtingen: ze biedt ook mogelijkheden voor verdere ontwikkeling, zoals de creatie van producten die de uitstoot van broeikasgasemissies verlagen. Het is overigens de verantwoordelijkheid van elk bedrijf om goed te weten aan welke maatregelen zij moeten voldoen. “Om dat allemaal behapbaar te maken, volgen onze experts die regelgevingen van heel nabij”, verduidelijkt Charlotte van de Water.

Hieronder vindt u een summier overzicht van een aantal relevante regelgevingen.

“De regelgeving biedt ook mogelijkheden voor verdere ontwikkeling, zoals de creatie van producten die de uitstoot van broeikasgasemissies verlagen.”

Charlotte van de Water - Agoria

EED

De EU heeft verschillende energie-efficiëntiedoelstellingen vastgelegd in Richtlijn 2018/2002 (Energy-Efficiency Directive, of EED). In de EED is een jaarlijkse energie-efficiëntie doelstelling en doel voor 2030 vastgelegd. Aanvankelijk was bepaald dat de energie-efficiëntie in 2030 32 % hoger moet zijn dan de prognoses voor 2030 die zijn opgesteld in 2007. Een jaarlijkse energiebesparing van 0,8% is een must.

Als onderdeel van de Green Deal presenteerde de Europese Commissie op 14 juli 2021 in het ‘Fit for 55’- pakket een voorstel voor een herziening van de EED-richtlijn. Die werd in september 2022 door het Europees Parlement goedgekeurd. Hierin stelt de Commissie een nieuwe doelstelling voor energievermindering vast: in 2030 moeten het primaire en het finale energieverbruik dalen met respectievelijk 39% en 36%. Primair energieverbruik gaat over de hoeveelheid energie die in het land beschikbaar is voor omzetting of verbruik, terwijl finaal energieverbruik het totale eindgebruik omvat.


 

Hernieuwbare energie

De Richtlijn (EU) 2018/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen, heeft geleid tot de vaststelling door België van een indicatief streefcijfer van 17,5 % hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie in 2030. Deze doelstelling werd door België vastgelegd als onderdeel van de eerste versie van het NEKP. De herziening van het NEKP moet rekening houden met de nieuwe globale strategieën van de Europese Commissie (Fit for 55 en RepowerEU) die de doelstelling inzake hernieuwbare energie op Europees niveau hebben aangescherpt.

In 2021 bedroeg het aandeel van hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie 12,44 %. Dat is onder de minimumwaarde van 13 %, zoals gedefinieerd in de richtlijn 2018/2001. Om dat tekort op te halen werd er – net zoals in 2020 – beroep gedaan op aankopen van hoeveelheden energie uit hernieuwbare bronnen uit andere lidstaten. Die aankopen brengen het aandeel hernieuwbare energie in de finale energieconsumptie voor België op 13,01 (bron: federale overheid).