Voor 20 uur besteld, volgende werkdag geleverd (vrijdag tot 19 uur) | + 50 000 artikelen op voorraadMeer info

Homepage

Laadpalen bij een commercieel gebouw plaatsen, is veel meer dan ‘plug & play’

Het voorzien van laadpalen en noodzakelijke ‘omkaderende’ apparatuur in de tertiaire markt, lijkt voor de beginnende installateur vaak een ingewikkeld kluwen. Hoe begin je eraan? Hoe zorg je ervoor dat je eindklant tevreden is? Product Manager Nico Moeyaert helpt je via onderstaand stappenplan al een heel eind op weg.

1. Vermogensstudie

“Als een installateur de vraag krijgt om een aantal laadpunten te voorzien, moet hij in eerste instantie nagaan welk vermogen de eindklant beschikbaar kan en wil stellen. Aan de hand daarvan kan hij dan een voorstel uitwerken, gebaseerd op statische ‘load balancing’, waarbij de beschikbare gelimiteerde stroom over de laadstations wordt verdeeld. Bij een onbeperkt vermogen is er geen probleem, maar doorgaans is dat niet zo en kan het nodig zijn om een verzwaring aan te vragen. Als installateur kan je de eindklant daarbij adviseren en begeleiden. Beschikt de eindklant over zonnepanelen, kan dat vermogen ook inzetbaar zijn als extra voedingsbron voor de laadpalen en is de totale investering ook beperkter. PV-panelen maken dynamische ‘load balancing’ mogelijk, waarbij de beschikbare variabele stroom ook over de laadstations wordt verspreid.”

Screenshot 2023-08-02 at 14.15.32

“Daarnaast is het belangrijk om de verwachtingen van de eindklant te kennen. Eigenaars en/of beheerders van commerciële gebouwen zullen vaak de laadpunten (deels) publiek toegankelijk willen maken. In dat geval is een ‘backoffice’-systeem verplicht.” (Zie punt 7)

 

Laadpunten en montageaccessoires

“Het beschikbare vermogen is ook belangrijk voor de keuze van de laadpunten. Ga je voor enkele of dubbele laadpunten? Kies je voor montage op een voet of tegen de wand? Een wandmontage scoort vooral bij indoor parkings. In functie van hoe de parking georganiseerd is, bepaal je ook de plaatsing van de laadpunten.”

“Bij commerciële gebouwen kies je beter voor toestellen met een hoge robuustheid en degelijkheid, die tegen weer en wind bestand zijn. Afhankelijk van het type toestel kies je ook voor de specifieke montageaccessoires. In buitenomgevingen valt de keuze regelmatig op het voorzien van een betonsokkel, om de paal veilig te monteren. Sinds kort moeten de laadpalen ook mechanisch tegen aanrijding beschermd zijn.”

“Als de laadpalen publiek toegankelijk zijn, opteer je best voor een model dat met een MID kWh-meter (Measuring Instrument Direct) is uitgerust. Dit keurmerk geeft aan of het geregistreerde aantal kWh voor registraties en verrekeningen mag worden gebruikt. Dan is er geen discussie dat de ‘back-office’-provider de data mag gebruiken om de laadsessie aan de bezoeker aan te rekenen. Dergelijke MID kWh-meters zijn nog niet verplicht, maar dat zou in de toekomst wel eens kunnen veranderen.”

Screenshot 2023-08-02 at 14.27.59

3. Beveiliging

“Elk laadpunt moet afzonderlijk beveiligd zijn met een differentieel 30 mA en een lekbeveiliging voor DC-stroom. Vaak voorzien we die items in het verdeelbord. Bij sommige fabrikanten, zoals Alfen en Smappee, is die beveiliging bij een aantal modellen al ingebouwd in de laadpaal zelf. Die laadpalen zijn duurder, maar zijn ook compleet uitgerust.”

“Een andere noodzakelijke keuze is de locatie van het verdeelbord. Als het verdeelbord in het kantoor wordt gebruikt, vermijd je de kost van een nieuw verdeelbord, maar moet je wel langere kabels tussen het verdeelbord en het laadstation voorzien. Ga je voor een extra verdeelbord op de parking, impliceert dat extra bord een meerkost, maar is de noodzakelijke kabellengte wel beperkter. Elke keuze gebeurt in functie van de specifieke situatie.”


shutterstock_2243206265

“De communicatiekabel is essentieel om het laadpunt online te connecteren.”

Nico Moeyaert - Product Manager bij Cebeo

4. Bekabeling

“Voor elk laadstation in een commerciële omgeving zijn sowieso twee kabels nodig: één voor de voeding en één communicatiekabel (bijvoorbeeld Ethernet). Die laatste kabel is essentieel om het laadpunt online te connecteren, voor eventuele foutdiagnoses en voor de communicatie met het back-officesysteem. Intussen zijn een aantal modellen al uitgerust met 4G. Toch is het, in functie van de continuïteit van de online verbinding, absoluut een aanrader om die communicatiekabel zeker te plaatsen, vooral omdat het gebruik van een back-officeoplossing voor de tertiaire markt dus verplicht is.”

5. Energiedistributie

“Laadstations installeren vereist altijd een uitbreiding van het verdeelbord. In functie van de voeding is per laadstation een kabel naar het (sub)verdeelbord vereist. Bij parkings in indoor omgevingen kan je het aantal kabels beperken door gebruik te maken van een centrale busbar, zoals Canalis (Schneider Electric). Dankzij dit railkokersysteem voor distributie met gemiddeld vermogen moet je minder met zware kabels sleuren en is de installatietijd korter.”

“Het gebruik van een railkokersysteem in indoor omgevingen zorgt ervoor dat je minder met zware kabels moet sleuren en voor een kortere installatietijd.”

6. Energiemanagement (bis)

“Als je het beschikbare vermogen kent, moet je beslissen hoe de verdeling zal gebeuren. Als er bijvoorbeeld ‘maar’ 100 kVA inzetbaar is, zullen vermoedelijk niet alle gebruikers ‘full power’ kunnen opladen. Bij de verdeling hou je rekening met de bezettingsgraad van de laadpunten, de mate waarin het voertuig al opgeladen is, enzovoort.”

©Smappee EV Wall_Scan-HR

“Met het oog op het optimaal gebruiken van het beschikbare vermogen is het cruciaal om de laadinfrastructuur op een energiemanagementsysteem aan te sluiten. In functie van de wensen van de eindklant kan je dan beslissen hoe de vermogensverdeling zal gebeuren. Dat kan onder meer op basis van het aantal auto’s dat staat op te laden, de duurtijd, de aankomsttijd, de functie van de gebruiker van het voertuig (bijvoorbeeld: de directeur krijgt voorrang). Die parameters zijn belangrijk om het vermogen evenredig of prioritair te verdelen. Het is ook mogelijk om aan bepaalde laadstations een maximum vermogen toe te kennen, tijdzones te bepalen, enzovoort.”

“Op momenten dat er extra stroom beschikbaar is via de zonnepanelen, kan je ook bepalen hoe dat vermogen zal worden gebruikt: (deels) voor de laadpalen, (deels) voor andere functies binnen het gebouw, enzovoort.”

7. Back-officesysteem

“Wie zijn laadpunten publiek toegankelijk maakt, doet dat uiteraard niet kosteloos. Dan is een back- officesysteem verplicht. Deze software krijg je van een MSP (Mobility Service Provider) of een CPO (Charge Point Operator). E-rijders die hun wagen niet louter thuis of op het bedrijf kunnen laden, nemen een abonnement bij een MSP. Ze krijgen dan een laadpas, waarmee ze kunnen inloggen op en gebruikmaken van publiek toegankelijke laadstations. Alle laadstations zijn zichtbaar op een app, die aangeeft op welke locaties die connectoren zich bevinden en of ze vrij zijn. De gebruiker kan via de app ook een sessie reserveren. Eenmaal de wagen voor x aantal kWh is opgeladen, gebeurt de verrekening van de laadbeurt automatisch via de software van de MSP en de CPO.”

CANALIS bushbar   1679565244992_1913598905

“Een CPO beheert alle laadstations die op zijn platform zijn aangemeld via een contract met de eigenaar of beheerder van die laadpunten. Dat contract is betalend (bijvoorbeeld 10 € per laadpunt per maand) en is cruciaal in functie van foutdiagnoses en preventief onderhoud. Het ontlast de eigenaar van de laadinfrastructuur bovendien van alle administratie die met de calculatie en facturatie van de laadsessies gepaard gaat.”

“De installateur doet er goed aan de eindklant te wijzen op de verplichting van het back-officesysteem en kan hem één van de CPO’s (die doorgaans ook als MSP optreedt) aanraden. Om een voorbeeld te geven: Cebeo werkt hiervoor samen met Optimile.”

Vier aandachtspunten

1. Subsidies:
“Leg de eindklant uit dat hij financieel wordt beloond voor het publiek toegankelijk stellen van zijn laadpalen. Tot eind 2024 geldt een belastingaftrek van 150 %. Belangrijke voorwaarde is dat het moet gaan om nieuwe, intelligente laadstations.”


2. Verzorg de programmatie:
“In functie van de wensen van de eindklant is het belangrijk dat je als installateur de laadpunten kan configureren. Zo kan je bijvoorbeeld een ‘white list’ opstellen van mensen die gratis mogen laden (zoals eigen medewerkers) en kan je een uurtarief bepalen dat duurder wordt naarmate de externe gebruiker langer laadt. Op die manier ontmoedig je mensen om de parkeerplaats die aan het laadstation is verbonden, langer dan nodig te gebruiken.”


3. Snelladers vereisen extra kennis:
“Zeker op de parkings van commerciële gebouwen vind je naast een aantal gewone AC-laders, ook DC-snellaadstations. Hiermee kunnen gebruikers in een heel korte tijd de autonomie van hun voertuig weer aanzienlijk vergroten. Aangezien zo’n snellader een groot vermogen vergt, is het belangrijk dat zeker goed te verwerken in je ‘huiswerk’ over energiemanagement. DC-snelladers vereisen heel vaak een apart verdeelbord, waarvoor een hoger expertiseniveau is vereist.”


4. Laat je ondersteunen door Cebeo:
“Je hebt het al begrepen: de installatie van laadinfrastructuur is geen kinderspel. Het vergt extra competenties inzake onder meer configuratie, energiemanagement en idealiter ook kennis over het back-officesysteem. Cebeo voorziet opleiding in de eigen filialen of bij één van de fabrikanten. Vorming is een absolute aanrader. Daarnaast ondersteunen wij de installateurs ook bij het maken van de energiestudie, zodat ze een gericht voorstel aan de eindklant kunnen doen, waarin ook de specifieke producten, het energiemanagementsysteem, de bekabeling … zijn inbegrepen.”